Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

ontslag wegens plichtsverzuim - seksuele relatie leraar met minderjarige leerling - bewijskracht weergave van verklaringen in niet onherroepelijk strafvonnis

Uitspraak



RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht

procedurenummer: AWB 10/723

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 december 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats],

eiser (hierna: [eiser]),

gemachtigde: mr. H.J. Weekers, werkzaam bij Arag Rechtsbijstand te Leusden,

en

het college van bestuur van [de school],

verweerder (hierna: het bestuur),

gemachtigde: mr. drs. G.J. Heussen, advocaat te Woerden.

Procesverloop

Bij brief van 13 november 2009 heeft het bestuur [eiser] mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voortgezet onderwijs 2008-2010 (hierna: de CAO). Tegen dit besluit heeft [eiser] beroep ingesteld.

De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 4 november 2010. [eiser] en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Namens het bestuur is zijn voorzitter [voorzitter] verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde.

Motivering

Feiten

1.1 [eiser] was in de periode die in deze zaak van belang is, werkzaam als leraar bij [de school] te [vestigingsplaats] (hierna: de school). In het schooljaar 2002/2003 was [X] (hierna: [X]) één van zijn leerlingen.

1.2 Bij vonnis van 23 juni 2009 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van de rechtbank Assen [eiser] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder meer ter zake van het op verschillende tijdstippen in de periode van 1 mei 2003 tot 1 juli 2003 ontucht plegen met de aan zijn opleiding toevertrouwde [X], geboren op [datum] 1986, hierin bestaande dat [eiser], terwijl hij leraar was van [X] en leraar was op de school waar [X] les had, zijn penis, zijn tong en zijn vingers in de vagina van [X] heeft gebracht en zijn tong in de mond van [X] heeft gebracht (hierna: het strafvonnis). [eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen het strafvonnis.

1.3 Per brief van 25 juni 2009 heeft de algemeen directeur van de school [eiser] op de hoogte gebracht van zijn voornemen diens dienstverband wegens plichtsverzuim per 17 juli 2009 te beëindigen en hem in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. Per brief van 7 juli 2009 heeft [eiser] van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

1.4 Bij besluit van 16 juli 2009 heeft de algemeen directeur [eiser] per 17 juli 2009 ontslagen, primair op grond van dringende redenen en subsidiair op grond van gewichtige redenen.

1.5 Bij het bestreden besluit heeft het bestuur het bezwaar van [eiser] tegen het besluit van 16 juli 2009 ongegrond verklaard. Het bestuur heeft de grondslag van het ontslag in zoverre gewijzigd dat [eiser] primair is ontslagen wegens plichtsverzuim in de zin van artikel 9.b.3., aanhef en onder k, van de CAO en subsidiair wegens gewichtige redenen in de zin van artikel 9.b.3., aanhef en onder l, van de CAO .

Geschil

2.1 [eiser] stelt zich op het standpunt dat het bestuur hem ten onrechte heeft ontslagen. Volgens [eiser] is noch sprake van plichtsverzuim, noch van gewichtige redenen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij [X] weliswaar heeft gekust en gestreeld en dat hij lichamelijke gemeenschap met haar heeft gehad, maar dat dit op vrijwillige basis heeft plaatsgevonden nadat zij de school had verlaten en nadat zij meerderjarig was geworden. [X] was op dat moment dus niet langer een leerling van [eiser]. [eiser] betwist dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven over zijn relatie met [X]. [eiser] wijst erop dat het strafvonnis niet onherroepelijk is. Volgens [eiser] is het strafontslag disproportioneel en niet evenredig aan de ernst van het verweten gedrag. [eiser] verzoekt de rechtbank het bestuur te veroordelen tot vergoeding van de immateriële schade die hij door het ontslag heeft geleden tot een bedrag van € 2.500,00 netto.

2.2 Het bestuur handhaaft het bestreden besluit. Het bestuur stelt zich primair op het standpunt dat op grond van de stukken, waaronder met name het strafvonnis, voldoende vaststaat dat sprake was van een langdurige relatie tussen [eiser] en [X] en dat binnen die relatie fysieke omgang heeft plaatsgevonden, ook gedurende de tijd dat [X] nog een leerling van [eiser] was. Daardoor heeft [eiser] in zijn contacten met [X] onvoldoende distantie betracht. Dit grensoverschrijdende gedrag van [eiser] dient volgens het bestuur te worden aangemerkt als plichtsverzuim. Dit is volgens het bestuur ook het geval indien de fysieke omgang volledig vrijwillig was en pas na september 2003 heeft plaatsgevonden. Hierbij speelt onder meer een rol dat [eiser], ondanks het feit dat hem daartoe opdracht was gegeven, geen volledige openheid van zaken heeft gegeven over zijn relatie met [X] en over de voortgang en de uitkomsten van het strafrechtelijk traject. Ook dit dient volgens het bestuur te worden aangemerkt als plichtsverzuim. Voorts wijst het bestuur erop dat [eiser] al eens eerder is berispt wegens ongewenst gedrag jegens [X] en dat hem toen ontslag in het vooruitzicht is gesteld bij herhaling. Subsidiair stelt het bestuur zich op het standpunt dat sprake is van gewichtige redenen, in die zin dat het vertrouwen van het bestuur in [eiser] volledig is verdwenen door diens contacten met [X] en het feit dat hij daarover geen openheid van zaken heeft gegeven. Daardoor is de positie van [eiser] op de school naar de mening van het bestuur onhoudbaar geworden.

Beoordeling van het geschil

3.1 Ten aanzien van de vraag of het beroepschrift tijdig is ingediend, overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op het feit dat Weekers als gemachtigde namens [eiser] bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 16 juli 2009, was het bestuur ervan op de hoogte dat [eiser] zich liet vertegenwoordigen door Weekers. Hieruit volgt dat het bestreden besluit eerst door de toezending daarvan op 22 maart 2010 aan Weekers rechtsgeldig bekend is gemaakt en dat de beroepstermijn eerst is gaan lopen op 23 maart 2010. Dit betekent dat [eiser] door middel van het beroepschrift van 29 maart 2010, dat door de rechtbank is ontvangen op 30 maart 2010, tijdig beroep heeft ingesteld. De rechtbank verwijst in dit kader bijvoorbeeld naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 2 december 2004 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN AR7613).

3.2 Het bestuur heeft het ontslag van [eiser] primair gebaseerd op plichtsverzuim, bestaande uit het hebben van een seksuele relatie met [X] gedurende de periode dat zij zijn leerling was en het niet melden van deze relatie aan het bestuur.

3.3 Ingevolge artikel 9.a.7, eerste lid, aanhef en onder c, van de CAO kan de werkgever de werknemer die zich aan een plichtsverzuim schuldig maakt, onder opgave van redenen, ontslaan. Ingevolge het tweede lid wordt onder plichtsverzuim verstaan het overtreden van de voor de werknemer geldende voorschriften, het niet nakomen van hem opgelegde verplichtingen, alsmede het doen of nalaten van datgene dat de werknemer bij een goede uitoefening van zijn functie behoort na te laten of te doen.

Ingevolge artikel 9.b.3, aanhef en onder k, van de CAO kan de werknemer, ontslag worden verleend als disciplinaire maatregel wegens plichtsverzuim.

3.4 Volgens vaste rechtspraak van de CRvB gelden in het ambtenarentuchtrecht niet die strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn, maar is anderzijds ook voor de constatering van plichtsverzuim dat tot disciplinaire bestraffing aanleiding kan geven noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijke vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de ambtenaar zich aan de hem verweten gedragingen schuldig heeft gemaakt. De rechtbank verwijst in dit kader bijvoorbeeld naar een uitspraak van de CRvB van 14 december 2006 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN AZ5283).

3.5 Voor de rechtbank staat vast dat [eiser] in de periode van mei 2003 tot en met juni 2003 een seksuele relatie heeft gehad met zijn minderjarige leerling [X], welke hij niet heeft gemeld aan het bestuur. De rechtbank baseert dit oordeel op de weergave van de bewijsmiddelen in het strafvonnis. Uit deze weergave blijkt dat [X] heeft verklaard dat zij in mei 2003 met [eiser] naar Lauwersoog ging, dat hij haar achter in de auto heeft betast en dat hij op haar is gaan liggen en haar heeft ontmaagd. Voorts blijkt daaruit dat [X] heeft verklaard dat zij vanaf die dag tot 5 april 2004 bijna wekelijks seksueel contact hadden, waarmee zij bedoelt dat hij zijn geslachtsdeel in haar stopte. Verder blijkt uit de weergave van de bewijsmiddelen dat [eiser] heeft verklaard dat hij [X] meermalen heeft meegenomen in zijn auto, dat ze een relatie hebben gehad, dat ze elkaar in de auto onder de kleding hebben betast en dat ze hebben gevrijd. Ook blijkt daaruit dat [eiser] heeft verklaard dat hij [X] een keer, nadat hij met haar had gevrijd, heeft teruggebracht naar de school, waar haar fiets nog stond. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [X] en [eiser], zoals die zijn opgenomen in het strafvonnis, kunnen worden aangemerkt als deugdelijk vastgestelde gegevens. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de weergave van die verklaringen, noch aan de juistheid van de inhoud van die verklaringen.

3.6 De rechtbank is van oordeel dat het feit dat het strafvonnis (nog) niet onherroepelijk is er niet aan in de weg staat dat de daarin neergelegde weergave van de door de strafrechter gebruikte bewijsmiddelen ten grondslag kan worden gelegd aan ontslag als disciplinaire maatregel. Daartoe overweegt de rechtbank dat het ontslag niet is gebaseerd op de ontslaggrond die is neergelegd in artikel 9.b.3, onder i, van de CAO (een onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf), maar op de ontslaggrond die is neergelegd in artikel 9.b.3, onder k, van de CAO (plichtsverzuim). Het bestuur heeft op basis van de weergave van de verklaringen in het strafvonnis een zelfstandige afweging gemaakt over de vraag of aannemelijk is dat de in die verklaringen beschreven feiten zich hebben voorgedaan en of deze voldoende grond opleveren om plichtsverzuim aan te nemen.

3.7 De rechtbank is van oordeel dat het hebben van een seksuele relatie door een leraar met een aan zijn zorg toevertrouwde (minderjarige) leerling zonder meer is aan te merken als plichtverzuim. Dit geldt ook indien de seksuele relatie bestond op basis van vrijwilligheid. Ook het niet melden van deze relatie aan het bestuur draagt bij aan het plichtsverzuim. Gesteld noch gebleken is dat dit plichtsverzuim niet aan [eiser] was toe te rekenen. Daarom was het bestuur bevoegd [eiser] in verband met dit plichtsverzuim disciplinair te straffen. De rechtbank is van oordeel dat dit plichtsverzuim zodanig ernstig is dat de straf van ongevraagd ontslag niet onevenredig is.

3.8 Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.

Schadevergoeding en proceskosten

4.1 Gelet op het feit dat het beroep ongegrond is, bestaat geen ruimte voor een schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:73 van de Awb . Daarom zal de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afwijzen.

4.2 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, voorzitter, en door mrs. E. de Witt en W.S. Sikkema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2010.

w.g. E.M. Visser

w.g. F.F. van Emst

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb .

Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:

de Centrale Raad van Beroep

Postbus 16002

3500 DA Utrecht

In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature