Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Ontbinding arbeidsovereenkomst. Handelen als slecht werkgever rechtvaardigt ruime ontbindingsvergoeding.

Uitspraak



RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector kanton

Locatie Leeuwarden

zaak-/rolnummer: 404716 \ VZ VERZ 12-225

beschikking van de kantonrechter d.d. 11 oktober 2012

inzake

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

LANGHOUT GROEP BEHEER B.V.,

gevestigd te Leeuwarden,

verzoekster,

gemachtigde: mr. L. Sandberg,

tegen

[werknemer],

wonende te [woonplaats],

verweerder,

gemachtigde: mr. U. Hoogland.

Partijen zullen hierna Langhout en [werknemer] worden genoemd.

Procesverloop

1.1 Langhout heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 september 2012, verzocht de tussen haar en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW .

1.2. Het verweerschrift van [werknemer] is binnengekomen op 21 september 2012.

1.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2012. De gemachtigden van partijen hebben voorafgaand aan de zitting nadere producties in het geding gebracht. Van het behandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt door de griffier. De gemachtigden hebben het standpunt van hun cliënt(e) toegelicht aan de hand van pleitnotities.

1.4. De beschikking is bepaald op heden.

Motivering

2. [werknemer], geboren op [datum] 1974, is sedert 3 januari 2011 in dienst bij Langhout in de functie van commercieel manager, tegen een bruto salaris van EUR 4.315,73 per vier weken, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.

Standpunt Langhout

3.1. Langhout stelt dat [werknemer] onder andere verantwoordelijk is voor de inschrijvingen op aanbestedingen voor het schildersbedrijf dat door Langhout wordt uitgeoefend. [werknemer] heeft een offerte voor een aanbesteding doorgezonden aan een concurrerend bedrijf, dat daardoor in de gelegenheid werd gesteld om met voorkennis een offerte uit te brengen. Daarmee heeft [werknemer] opzettelijk vertrouwelijke bedrijfsinformatie aan een concurrent verschaft en zijn geheimhoudingsplicht geschonden.

3.2. Langhout voert verder aan dat [werknemer] fouten heeft gemaakt in zijn werk waar hij op aangesproken is. Ook heeft [werknemer], in afwijking van interne afspraken, toezeggingen gedaan aan derden zonder vooroverleg met de directeur, de heer [X]. In juni 2012 heeft Langhout aan [werknemer] kenbaar gemaakt dat zij [werknemer] niet klaar vond voor doorgroei naar de functie van directeur Vastgoed Zorg. Over deze mogelijkheid was eerder wel tussen partijen gesproken. [werknemer] heeft daarop aangegeven te willen vertrekken, maar dan wel in goed overleg zodat hij tijd zou hebben om uit te zien naar een ander dienstverband. De vaststellingsovereenkomst die Langhout vervolgens op verzoek van [werknemer] aan hem heeft voorgelegd heeft [werknemer] geweigerd te tekenen omdat het in de arbeidsovereenkomst overeen gekomen concurrentie- en relatiebeding in stand bleef.

3.3. [werknemer] heeft zich vervolgens op 13 juli 2012 ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat geen sprake was van ziekte maar van een arbeidsconflict en het advies gegeven dat partijen, na een time-out, in overleg zouden treden, eventueel met behulp van een mediator . Op het schriftelijk verzoek van Langhout om op 19 juli 2012 op het werk te komen om de gang van zaken te bespreken is [werknemer] niet ingegaan. Ook op een officiële waarschuwing van Langhout aan [werknemer] van 20 juli 2012 om maandag 23 juli 2012 op het werk te verschijnen voor een gesprek is [werknemer] niet ingegaan. [werknemer] is vervolgens ook niet verschenen op een tweetal oproepen van Langhout voor overleg op 20 en 22 augustus 2012, om te worden gehoord over de verdenking van fraude. Daarmee heeft [werknemer] zich schuldig gemaakt aan werkweigering.

3.4. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Langhout nog aangevoerd dat [werknemer] zich vertrouwelijke bedrijfsinformatie heeft toegeëigend die hij, in het kader van zijn verweer, in het geding heeft gebracht waardoor deze openbaar is geworden. Ook dit levert een schending van de geheimhoudingsverplichting op, aldus Langhout.

3.5. Gezien de gang van zaken is Langhout van mening dat [werknemer] opzettelijk aanstuurt op een conflictsituatie.

3.6. Op grond van deze omstandigheden verzoekt Langhout de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair - zo heeft Langhout ter gelegenheid van de mondelinge behandeling toegelicht - op grond van dringende redenen, subsidiair op grond van veranderingen in de omstandigheden die maken dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn dient te eindigen, zonder toekenning van een vergoeding aan [werknemer].

Standpunt [werknemer]

4.1. [werknemer] heeft verweer gevoerd en daartoe het volgende aangevoerd. Alvorens bij Langhout in dienst te treden had hij een lange ervaring binnen het schildersbedrijf. Na 12 jaar in het schildersbedrijf van zijn vader werkzaam te zijn geweest, is hij vanaf oktober 2000 bij een grote verfleverancier gaan werken. In die functie had hij veel contact met schildersbedrijven, woningbouwverenigingen, aannemers en architecten. Door deze brede achtergrond was hij een interessante kandidaat voor Langhout om het schildersbedrijf van Langhout nieuw leven in te blazen, dat door diverse omstandigheden stil was komen te liggen. Ten tijde van zijn indiensttreding is [werknemer] een doorgroei naar de functie van Directeur Vastgoed Zorg in het vooruitzicht gesteld. Die functie zou vacant komen na het vertrek van de interim-directeur Vastgoed Zorg. [werknemer] is direct voor onbepaalde tijd en zonder proeftijd in dienst getreden bij Langhoud.

4.2. [werknemer] erkent dat hij een offerte aan een concurrerend schildersbedrijf heeft doorgezonden, maar dat was voor een werk waar het betreffende bedrijf zelf eigenlijk niet op wilde inschrijven en in ieder geval dus geen tijd aan calculaties voor wilde besteden. Om zijn opdrachtgever niet teleur te stellen heeft dat bedrijf [werknemer] verzocht om de offerte door te sturen. Dit gebeurde wel meer en is ook in het werkoverleg besproken. [werknemer] heeft niet de onderliggende calculaties doorgezonden. Het was bovendien een bevriend bedrijf, waar Langhout wel eens meer mee samen werkte. [werknemer] ontkent verder dat sprake is van een verbod binnen Langhout om offertes door te geven. De bedrijfsinformatie die [werknemer] bij verweer in het geding heeft gebracht staat bij Langhout op intranet en circuleert binnen de organisatie. [werknemer] is daar dus niet heimelijk aangekomen.

4.3. [werknemer] was zeer succesvol in het binnenhalen van nieuw werk. Via zijn contacten heeft hij tal van nieuwe relaties binnen gehaald. Alleen bleek dat Langhout de instroom van al dit nieuwe werk financiëel en logistiek niet aankon. Er waren onvoldoende vakbekwame mensen aanwezig om het werk uit te voeren. Door een gebrek aan cash-flow werden afnemers en onderaannemers bovendien niet tijdig betaald waardoor werk moest worden stilgelegd. Ook kwam Langhout haar verplichtingen jegens de fiscus niet na, waardoor Langhout niet over een WKA-verklaring kon beschikken. Deze verklaring is nodig om vertrouwen te wekken bij opdrachtgevers. Langhout was evenmin in staat een bankgarantie af te geven aan opdrachtgevers. Door dit alles verloor Langhout het vertrouwen van opdrachtgevers en kreeg zij een slechte naam in de markt.

4.4 [werknemer] heeft de directeur van Langhout regelmatig gewezen op de negatieve gevolgen van de chaos in de administratie en de financiën en gewaarschuwd voor de slechte naam die Langhout hierdoor kreeg. Dit is hem kennelijk niet in dank afgenomen, want na het vertrek van de interim-directeur kreeg hij te horen dat hij niet in aanmerking kwam voor de functie van Directeur Vastgoed Zorg. Vervolgens werden hem zelfs taken afgenomen waardoor zijn functie als commercieel manager werd uitgehold. Op 11 juli 2012 heeft Langhout hem een vaststellingsovereenkomst aangeboden omdat zij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. [werknemer] was het daar niet mee eens. Hij heeft nooit zelf om een beëindiging gevraagd.

4.5. Door alle spanningen heeft [werknemer] zich op 13 juli 2012 ziek gemeld. De bedrijfsarts gaf op 17 juli 20912 aan dat sprake was van een arbeidsconflict en adviseerde een gesprek met Langhout tegen het einde van de daarop volgende week, eventueel met een mediator. Desondanks heeft Langhout [werknemer] al op 19 en 23 juli 2012 opgeroepen voor een gesprek, onder dreiging met loonsancties, en geweigerd daarbij een mediator in te schakelen, omdat Langhout vond dat er geen arbeidsconflict was. [werknemer] heeft laten weten dat hij pas wilde praten als hij beter was en in het bijzijn van een mediator. Vervolgens is [werknemer], zoals afgesproken, drie weken met vakantie gegaan. De oproep voor een gesprek op 20 augustus viel in zijn vakantie en aan de tweede oproep van augustus heeft [werknemer] geen gehoor gegeven omdat er geen mediator bij zou zijn, terwijl Langhout bleef ontkennen dat sprake was van een arbeidsconflict en [werknemer] zich door dit alles, en door de onterechte aantijgingen over fraude, nog steeds ziek voelde. [werknemer] heeft dit schriftelijk aan Langhout gemeld en is blijven aandringen op een gesprek met een mediator. Thans is hij hersteld.

4.6. [werknemer] is van mening dat Langhout feiten heeft verdraaid en gelegenheids- argumenten aangrijpt om tot een einde van het dienstverband te komen. Hoewel [werknemer] niet berust in het einde van de arbeidsovereenkomst refereert hij zich aan het oordeel van de kantonrechter. Voor het geval het verzoek wordt toegewezen, verzoekt [werknemer] om toekenning van een vergoeding. Gezien het korte dienstverband, het niet doorgaan van de positie van Directeur Vastgoed Zorg en de slechte kansen van [werknemer] op een nieuwe baan vanwege de slechte arbeidsmarkt, doet de kantonrechtersformule volgens [werknemer] geen recht aan de situatie. Hij verzoekt bij toewijzing een vergoeding van een jaarsalaris, oftewel EUR 60.000,00 bruto.

De beoordeling van het verzoek

5.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.

5.2. Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van een dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens het opzettelijk verschaffen van bedrijfsinformatie aan een concurrent en het daarmee overtreden van het geheimhoudingsbeding. Beide partijen hebben verwezen naar (wisselende) verklaringen van de (ex) bedrijfsleider van Langhout. Deze heeft eerst verklaard dat het inderdaad wel vaker gebeurde dat offertes werden toegestuurd aan bedrijven die op dat moment de capaciteit niet hadden om in te schrijven maar toch een offerte wilden insturen om de volgende keer niet gepasseerd te worden en dat de directeur van Langhout bij het werkoverleg aanwezig was waarbij dit werd besproken. Later heeft hij verklaard dat de directeur van Langhout altijd expliciet heeft aangegeven dat hij niet wilde dat offertes werden doorgezonden en dat de directeur mogelijk niet aanwezig is geweest bij het overleg waarin het doorzenden naar dit betreffende bedrijf ter tafel kwam. Het ontvangende bedrijf in kwestie heeft verklaard dat de offerte alleen is gebruikt om een zodanige inschrijving te doen dat de kans op toekomstige uitnodigingen voor inschrijvingen behouden zou blijven. De kantonrechter overweegt dat daarmee niet is uitgesloten dat offertes met enige regelmaat werden gedeeld met derden, zelfs als de directeur van Langhout daar niet mee instemde. Dat [werknemer] expliciet van de directeur van Langhout te horen heeft gekregen dat offertes niet met derden mochten worden gedeeld, is niet gebleken. Verder heeft [werknemer] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij het doorsturen van de betreffende offerte in werkoverleg heeft besproken, ook al was de directeur van Langhout daar mogelijk niet zelf bij aanwezig. Het doorsturen heeft er tot slot niet toe geleid dat het ontvangende bedrijf lager heeft ingeschreven. Onder deze omstandigheden levert het doorsturen van die informatie geen dringende reden op. Dit geldt ook voor de door [werknemer] in het geding gebrachte bedrijfsinformatie, nu Langhout het verweer van [werknemer] dat deze informatie binnen het bedrijf beschikbaar was, onvoldoende heeft weersproken en niet is gesteld of gebleken dat [werknemer] deze informatie, anders dan ten behoeve van zijn verweer in deze procedure, heeft benut.

5.3. Van werkweigering is naar het oordeel van de kantonrechter evenmin sprake. De oproepen voor overleg in juli vielen in de periode die de bedrijfsarts als "time-out" had bestempeld, zodat Langhout, als goed werkgever, deze oproepen niet had behoren te doen. Dreigen met loonsancties geeft onder die omstandigheden al helemaal geen pas. Voor wat betreft de oproepen voor 20 en 22 augustus heeft [werknemer] voldoende aannemelijk gemaakt dat de eerste oproep in zijn vakantie viel zodat hij deze niet tijdig heeft ontvangen. Verder is door [werknemer] ook voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zich, door de ontkenning van Langhout dat sprake was van een arbeidsconflict en de weigering om een mediator in te schakelen, mede gezien de toonzetting van de eerdere oproepen van Langhout, niet bij machte voelde om zonder een mediator een gesprek met Langhout aan te gaan. [werknemer] heeft Langhout steeds over zijn standpunt geïnformeerd en aangegeven bereid te zijn te praten in het bijzijn van een mediator. Onder deze omstandigheden kan niet van werkweigering worden gesproken. Gelet op het vorenstaande faalt de primaire grondslag van het ontbindingsverzoek.

5.4. Ten aanzien van de subsidiaire grondslag - veranderingen in de omstandigheden - komt het standpunt van Langhout er op neer dat [werknemer], door zijn ziekmelding, weigeringen in gesprek te gaan, doorsturen van informatie en het terugkomen op een verzoek om een vaststellingsovereenkomst, bewust op een conflictsituatie heeft aangestuurd. Zoals de kantonrechter hierboven reeds heeft overwogen is het juist Langhout die niet als goed werkgever heeft gehandeld door het advies van de bedrijfsarts te negeren, het bestaan van een arbeidsconflict te ontkennen, te weigeren een mediator in te schakelen en sommaties te verzenden waaraan [werknemer] redelijkerwijs geen gehoor behoefde te geven. Dreigen met sancties werkt daarbij averechts. Langhout heeft de verhouding tussen partijen daarmee nodeloos op de scherp gezet, wat haar is te verwijten. De kantonrechter acht het aannemelijk dat door dit handelen van Langhout in strijd met de regels van goed werkgeverschap, spanningen zijn ontstaan bij de werknemer en dat hierdoor een goede samenwerking thans niet meer tot de mogelijkheden behoort. Daarmee is sprake is van een zodanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden. Het ontbindingsverzoek is in zoverre toewijsbaar.

5.5. Vervolgens komt de vraag aan de orde of daarbij aan [werknemer] een vergoeding dient te worden toegekend. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend, nu de verandering in de omstandigheden aan het handelen van Langhout is te wijten. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding weegt de kantonrechter tevens mee dat sprake is van een kort dienstverband, terwijl beide partijen bij het aangaan van de overeenkomst - gezien het feit dat terstond voor een overeenkomst voor onbepaalde tijd is gekozen, zonder proeftijd en gezien het feit dat ook is gesproken over doorgroei naar de zwaardere functie van Directeur Vastgoed Zorg - een langduriger dienstverband voor ogen hebben gehad. Onverkorte toepassing van de kantonrechtersformule leidt bij korte dienstverbanden als de onderhavige dan niet tot een redelijke uitkomst. Een en ander rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter een vergoeding ter grootte van een half jaarsalaris, afgerond een bedrag van EUR 30.000,00 bruto.

5.6. Nu een vergoeding wordt toegekend terwijl door Langhout geen vergoeding is aangeboden, dient aan Langhout een termijn te worden gegund om het verzoek in te trekken.

5.7. De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren, zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek.

Beslissing

De kantonrechter:

6.1. ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 november 2012, tenzij het ontbindingsverzoek uiterlijk op na te noemen datum wordt ingetrokken;

6.2. kent aan [werknemer] ten laste van Langhout ter gelegenheid van voornoemde ontbinding een vergoeding toe ten bedrage van bruto EUR 30.000,00 (zegge: dertigduizend euro);

6.3. bepaalt dat Langhout tot en met uiterlijk 25 oktober 2012 het ontbindingsverzoek kan intrekken;

6.4. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek.

Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2012 door

mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de griffier.

244


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature